Tubantia, 16 maart 2024
MARJON KOK
Net als ik afscheid wil nemen klinkt het geschrokken: “Thee! Wil je thee? We hebben je nog helemaal niks te drinken aangeboden.”
Een paar uur eerder ben ik op de bonnefooi naar Rijssen gereden, om aan te kloppen bij het eerste noabershof van Twente. Zo wonen, het fascineert me al een tijdje. Een huis vol privacy, met slaap- en badkamer op de begane grond en een binnentuin waar iedereen gebruik van maakt. Een combinatie van de schattige hofjes van vroeger met het gemak van nu. Klinkt idyllisch. Alleen die bijnaam zit me dwars. Knarrenhof, ik ga toch niet in een knarrenhof wonen? Oud worden, graag. Maar oud zíjn…
Ik ben een vrouw, dus ga ik hier niet vertellen dat ik maandag 58 ben geworden. Mijn huis is meegegroeid met ons gezin: drie kinderen, vier slaapkamers, twee badkamers. Ook nu we de bovenverdieping kunnen sluiten, is het fijn thuiskomen. Hier kunnen we oud worden, en met de rollator ben je zo bij de supermarkt.
Aan de andere kant komen onze zonen nog niet in de buurt van een eigen huis en zijn ze een half maandsalaris kwijt aan een veel te krap huurappartement. Wordt het niet tijd dat wij plaatsmaken voor het legioen starters op de woningmarkt? Jopie en Piet Klokkenburg hebben precies dat gedaan.
Ik loop Jopie (78) tegen het lijf als ze aan haar ‘Erik Scherder-ommetje’ wil beginnen. Net zo snel als ze wandelt, gooit ze haar plannen om.
Ze begint aan een spontane rondleiding waar geen einde aan lijkt te komen. De gezamenlijke berging, de ruimte erboven waar haar buurvrouw af en toe gymles geeft en de jongste aanwinst, een moestuintje op het enige stukje grond dat nog wat rommelig was. “Heb jij je primeur”, zegt ze. Want belangstelling is er genoeg, sinds ze ruim twee jaar geleden naar het nu nog enige noabershof van Twente zijn verhuisd.
Terwijl Piet (77) de tuinman helpt (“Alles wat we zelf doen, scheelt weer een beetje”) opent Jopie haar voordeur. Om de slaap- en badkamer-en-suite beneden zo ruim te maken dat ze later met de rollator makkelijk rond het bed kunnen – tip van een zoon die huisarts is – is er bij de bouw een muur een stukje verplaatst. Alles klopt aan dit huis. “We zitten hier als vorsten.”
Bij de laatste slok gemberthee met kurkuma en een flinke draai peper hoor ik mezelf vragen: ‘Wat zijn de regels als hier iemand verhuist?’ Een knarrenhof? Daar wil ik nog steeds niet wonen. Maar een noabershof? Graag!